Eén gehandicaptenparkeerplaats voor twee kentekens

Eén gehandicaptenparkeerplaats voor twee kentekens

Het college heeft besloten om één openbare parkeerplaats in te richten als persoonsgebonden gehandicaptenparkeerplaats, verbonden aan twee kentekens. Betrokkenen zijn het niet eens met dit besluit en voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college dit besluit in redelijkheid heeft kunnen nemen.

 

Betrokkenen betogen primair dat het college, alleen al omdat aan hen afzonderlijk het recht op een individuele parkeerplaats is toegekend, twee individuele gehandicaptenparkeerplaatsen had moeten aanwijzen. Het is volgens hen niet mogelijk om aan een persoonsgebonden gehandicaptenparkeerplaats meer dan één kenteken te verbinden. In het Parkeerbeleidsplan staat namelijk dat de parkeerplaats enkel en alleen voor het (gehandicapten)voertuig is te gebruiken dat op het onderbord met kenteken is aangegeven. Deze zin kan volgens betrokkenen niet anders worden uitgelegd dan dat de gehandicaptenparkeerplaats maar door één en dezelfde auto mag worden gebruikt. Verder wordt in artikel 26, eerste lid, aanhef en onder c, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Rvv) gesproken over ‘dat voertuig’.

Subsidiair betogen betrokkenen dat zij twee individuele gehandicaptenparkeerplaatsen nodig hebben. Zij hebben namelijk geen geschikte parkeerplaats op eigen terrein. De ruimte in de achtertuin is daarvoor te klein, omdat er maar veertig centimeter overblijft om in- en uit te stappen. Betrokkenen zijn dusdanig beperkt dat dit voor hen nagenoeg onmogelijk is. Bovendien voldoen de afmetingen van de ruimte waar de auto zou kunnen staan niet aan de zogenoemde CROW-richtlijnen. Verder ligt de toegewezen gehandicaptenparkeerplaats direct achter hun achtertuin, en dus ook direct achter de ruimte waar zij op eigen terrein zouden moeten parkeren. Dit betekent dat de ene auto de andere blokkeert. Ze kunnen niet makkelijk wisselen van auto. Een andere reden waarom betrokkenen twee individuele gehandicaptenparkeerplaatsen nodig hebben is de parkeerdruk in de wijk. Vanwege hun beperkingen kan namelijk niet van hen worden verwacht dat zij hun auto’s op (grote) afstand van hun huis parkeren.

 

De rechtbank is met het college van oordeel dat het mogelijk is om op één gehandicaptenparkeerplaats twee kentekens te registreren. In artikel 26, eerste lid, aanhef en onder c, van het Rvv staat dat als een gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, op die parkeerplaats alleen maar dat voertuig mag worden geparkeerd. Dit betekent dat het niet is toegestaan om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken te gebruiken voor een ander voertuig dan het voertuig waarvoor deze is gereserveerd.

Naar het oordeel van de rechtbank biedt de tekst van dit artikelonderdeel geen grondslag voor de conclusie dat een gehandicaptenparkeerplaats niet voor meerdere voertuigen zou mogen worden gereserveerd. Dit verandert namelijk niets aan het doel en de strekking van het artikelonderdeel, namelijk dat de betreffende gehandicaptenparkeerplaats niet door andere voertuigen mag worden gebruikt dan die waarvoor deze is gereserveerd. Verder is de rechtbank van oordeel dat het plaatsen van een tweede onderbord met kenteken niet in strijd is met de door betrokkene aangehaalde zin in het Parkeerbeleidsplan. Ook in dat geval is de gehandicaptenparkeerplaats namelijk nog steeds enkel en alleen te gebruiken door een van de voertuigen dat op het onderbord met kenteken is aangegeven. Verder is de rechtbank van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het onevenredig is om een tweede gehandicaptenparkeerplaats aan de openbaarheid te onttrekken. Het college heeft hierbij kunnen betrekken dat betrokkenen – hoewel deze niet ideaal is – een parkeerplek op eigen terrein hebben, en dat zij samen met de toegewezen individuele gehandicaptenparkeerplaats dus beschikken over twee parkeerplaatsen.

 

Betrokkenen hebben de stelling dat het parkeren op eigen terrein te belastend voor hen is niet met documenten nader onderbouwd. Juist vanwege de omstandigheid dat zij al enkele jaren op eigen terrein parkeren en het kennelijk dus niet onmogelijk is voor hen, had dit wel van hen mogen worden verwacht. De rechtbank acht de enkele toelichting op zitting daarom onvoldoende voor het oordeel dat het college niet heeft mogen concluderen dat betrokkenen op eigen terrein kunnen parkeren. Verder heeft het college bij de belangenafweging kunnen betrekken dat vanwege de parkeerdruk in de woonwijk – die betrokkenen niet betwisten – het algemeen belang onevenredig zou worden geschaad als een tweede individuele gehandicaptenparkeerplaats zou worden aangewezen.

 

Lees meer in de uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2025:8050

Eigen bijdrage Oekraïners

Eigen bijdrage Oekraïners

Vanaf 1 oktober 2025 moeten Oekraïners in de opvang, met inkomsten uit een baan, een hogere bijdrage betalen aan de kosten voor hun opvang. Het gaat om een eigen bijdrage voor exploitatiekosten van € 244,22 per maand per persoon (van 18 jaar of ouder). Gemeenten hebben wel beleidsruimte om rekening te houden met hun bestaanszekerheid.

Wetsvoorstel Participatiewet in Balans

Wetsvoorstel Participatiewet in Balans

Het wetsvoorstel is aangenomen door de Eerste Kamer. Het bevat ruim twintig maatregelen, waaronder een verduidelijking van regels, meer ruimte voor gemeenten om te ondersteunen en een focus op vertrouwen en de menselijke maat. De implementatie van de nieuwe wet vindt plaats in fases, te beginnen met de invoering van de eerste maatregelen vanaf 1 januari 2026. 

Intrekking uitkering wegens extreem laag waterverbruik

Intrekking uitkering wegens extreem laag waterverbruik

Vastgesteld is dat betrokkene in ieder geval in de te beoordelen periode geen gas en elektra heeft verbruikt en in een periode van een jaar tijd slechts 3 m³ water. Daarna is nader onderzoek gedaan, naar de bewoning van het uitkeringsadres, waaronder het opvragen van de meterstanden van het waterverbruik bij Evides over een langere periode. Betrokkene is twee keer niet verschenen op een uitnodiging voor een gesprek. In bezwaar is uiteindelijk een gesprek gevoerd en een huisbezoek afgelegd.

 

Een waterverbruik van maximaal 7 m³ per jaar per huishouden – ongeacht het aantal personen van dit huishouden – is extreem laag. Een extreem laag waterverbruik rechtvaardigt de vooronderstelling dat de woning niet wordt bewoond en dat dus de betrokkene niet zijn hoofdverblijf heeft op het uitkeringsadres. Het is dan aan de betrokkene om die vooronderstelling te weerleggen. Dit volgt uit vaste rechtspraak. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de meest recent gemeten periode van 12 juni 2021 tot en met 7 juni 2022 het waterverbruik op het uitkeringsadres 1 m³ was. In de jaren daarvoor, van juni 2012 tot juni 2020 varieerde het waterverbruik per jaar tussen de 2 m³ en de 4 m³. Het gangbare waterverbruik voor een eenpersoonshuishouden bedraagt 46 m³ per jaar. Niet in geschil is dat dit lage waterverbruik zich in de hier te beoordelen periode heeft voortgezet. Het was daarom aan betrokkene om de vooronderstelling dat hij niet zijn hoofdverblijf heeft op het uitkeringsadres, te weerleggen.

 

Betrokkene voert aan dat hij een vluchteling is, met traumatische ervaringen en dat hij ernstige psychische klachten heeft. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij een verklaring van een psychiater overgelegd. Uit een eerste onderzoek door die psychiater, blijkt dat betrokkene door ervaringen in het verleden een gehele basishouding heeft van wantrouwen. Er is sprake van disfunctioneren op diverse leefgebieden: zowel zijn maatschappelijk functioneren als zijn basisvoorzieningen lopen gevaar. Hij houdt zich bezig met wandelen als vlucht en houdt zich veelal op in diverse inlopen en bibliotheken. De mate van preoccupatie met wantrouwen moet in de behandeling nog bepaald worden. Momenteel denkt de behandelaar aan wantrouwen behorend bij een persoonlijkheidsstijl tot stand gekomen door een onveilige hechting en blootstelling aan traumatische ervaringen. Differentiaal diagnostisch wordt gedacht aan een posttraumatische stressstoornis of een psychotische stoornis. Ter zitting heeft de gemachtigde van betrokkene toegelicht dat door het wantrouwen, in combinatie met een taalprobleem het moeilijk is voor betrokkene om adequate behandeling te krijgen. Als gevolg van deze aandoening heeft hij geen vertrouwen in de energieleverancier en waterleverancier. Hij gebruikt daarom geen elektra en maar zeer beperkt water. Hij verblijft overdag bij het ontmoetingscentrum, bij de kerk, bibliotheek en een winkelcentrum, waar hij gebruik maakt van het toilet. In de avond verblijft hij bij zijn buurman. Betrokkene maakt geen gebruik van de douche, maar wast zich bij de wastafel.

 

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is in de verklaring van de psychiater een aannemelijke verklaring gelegen voor de stelling dat betrokkene met heel weinig waterverbruik woont op het opgegeven adres. Voor de conclusie dat betrokkene op het opgegeven adres woont is ook steun te vinden in andere verklaringen. Betrokkene heeft erop gewezen dat hij zowel bij het huisbezoek als bij het bezoek in het kader van een nieuwe aanvraag op het uitkeringsadres is aangetroffen. Voorts ziet de voorzieningenrechter in de bevindingen tijdens het huisbezoek aanknopingspunten voor de stelling van betrokkene dat hij woont op het opgegeven adres. Tijdens het huisbezoek is gebleken dat de woning volledig gemeubileerd was. Er stonden meerdere schoenen en zakken met kleding van verzoeker. Er lagen recent door de apotheek aan betrokkene afgegeven medicijnen. In de keuken stonden op het aanrecht enkele pakken zuivel en een pot Nutella. Op de grond lagen ongeveer 20 sinaasappels en ongeveer 20 uien, waarvan sommige rottingsverschijnselen vertoonden. In de gehele woning lagen verschillende poststukken verspreid die gericht waren aan betrokkene. Het dagelijks bestuur heeft ook niet ontkend dat betrokkene in de woning op het uitkeringsadres kwam, dat hij daar bezoek ontvangt en dat zijn spullen daar staan. De stelling van het college dat hij daar niet het zwaartepunt van zijn persoonlijke leven had, omdat de elementaire dagelijkse levensverrichtingen als de persoonlijke verzorging, het gebruik van maaltijden en het toiletbezoek niet in de woning plaatsvonden, is vooralsnog onvoldoende om aan het verhaal van betrokkene te twijfelen.

 

Lees meer in de uitspraak: ECLI:NL:CRVB:2025:1232

Cautie niet verleend?

Cautie niet verleend?

Overwogen werd: Het College stelt vast dat de verklaring die betrokkene op 8 augustus 2017 heeft afgelegd, niet relevant is voor het bewijs van de overtreding. Deze verklaring ligt ook niet ten grondslag aan de besluitvorming. Daarbij komt dat de gemachtigde van de maatschap ter zitting bij het College heeft verklaard dat de verklaring die betrokkene op 8 augustus 2017 heeft afgelegd, geheel juist is en correspondeert met de feiten. Deze hoger-beroepsgrond slaagt dus niet.

 

Lees meer in de uitspraak: ECLI:NL:CBB:2025:463